GRO is geen afkorting. GRO is een Noorse meisjesnaam en betekent “groei”.
Dit duurzaamheidsinstrument werd genoemd naar de Noorse ex-premier Gro Harlem Brundtland, die voorzitter was van de VN-commissie “World Commission on Environment and Development” en die in 1987 het rapport “Our Common Future” uitbracht.
De toepassingsmatrix wordt bijvoorbeeld gebruikt bij
Hieronder zijn twee voorbeelden van een toepassingsmatrix, een eenvoudige en een meer gedetailleerde matrix.
Eenvoudige matrix
Gedetailleerde matrix
De uitgebreide uitleg is in het tabblad ‘Handleiding’ van de excel-file BIN-Toepassingsmatrix te vinden.
Dezelfde overzichtsfile wordt doorheen het volledige project gebruikt. Opdrachtgever en opdrachtnemer kunnen de file als communicatietool gebruiken om opmerkingen te formuleren, bij te sturen, de ambitie op te volgen enz.
Als principe geldt: als 90% aan een eis voldoet, mag ‘uitstekend’ toegekend worden. Indien dus 90% van de beglazing van een project eenvoudig bereikbaar is en zonder bijkomend gereedschap gewassen kan worden, dan is dit ‘uitstekend’.
Het percentage heeft altijd betrekking op het onderdeel of item waarover het gaat. Bij zonwering dus op de zonwering in het project, bij vloeren op de vloeren.
Er staan voorbeelden op de GRO-website. Omwille van auteursrechten kunnen dossiers van bouwprojecten niet zonder toestemming gedeeld worden.
GRO heeft momenteel een focus op bouwprojecten en dat zal ook in de toekomst zo blijven.
Je mag een vraag met ‘NVT’ beantwoorden als het aspect niet van toepassing is op het project of als het ontwerpteam er geen invloed op heeft. Er is geen minimum aantal vragen die beantwoord moeten worden in de checklists. Uit onze inzichten wordt GRO pas ingevuld wanneer de schaal van de ingrepen voldoende groot is. Dit betekent dat er altijd heel wat vragen ingevuld kunnen worden. Als de checklist niet volledig wordt ingevuld, bv. in het geval van een renovatie, kunnen we daarom niet altijd spreken over een duurzaam gebouw, maar wel over duurzame ingrepen.
Dit gaat helaas niet automatisch. Je kan wel het tabblad “Prep Radar” zichtbaar maken om vervolgens hierin de criteria te wissen.
Je kan als opdrachtgever een criterium deactiveren als je er geen belang wilt aan hechten of als het helemaal niet van toepassing is op je project. Je kan als ontwerpteam geen criterium deactiveren als je de eisen niet kan halen. Dan haal je prestatieniveau ‘niet voldaan’.
Ja, men kan dan bij het invullen van de documenten enkel rekening houden met het deel van het gebouw dat gerenoveerd wordt.
In de toekomst zal onderzocht worden in welke mate GRO in lijn ligt met de criteria van de EU taxonomie en welke aanpassingen nodig zijn om GRO te aligneren. We streven er echter niet naar om van GRO een tool te maken dat aantoont dat men aan de EU taxonomie voldoet. Het zal u wel helpen om de data die nodig is voor de EU-taxonomie bij de hand te hebben.
Momenteel werkt men aan de uitrol van GRO in de drie gewesten. Het GRO-team zal in de loop van 2024 deze nieuwe intergewestelijke versie publiceren. De exacte datum is nog niet gekend. Eind 2023 zal er wel nog een update van de huidige versie online gezet worden.
Zowel GRO als BREEAM zijn duurzaamheidsmeters. GRO werd ontwikkeld vanuit Het Facilitair Bedrijf van de Vlaamse overheid en is vrij beschikbaar voor iedereen, wat verschillend is van BREEAM. Daarnaast is GRO procesbegeleidend en minder resultaatgericht. Er zal bij GRO geen certificaat uitgereikt worden op het einde. GRO legt wel een link met bijvoorbeeld EPB en TOTEM.
Dit is een gemiddeld niveau van alle prestatieniveaus van de afzonderlijke criteria die van toepassing zijn binnen een project. Deze criteria wegen evenveel door.
We gaan in de toekomst meer en meer gemengde gebouwen hebben, enerzijds qua functie en anderzijds nieuwbouw/renovatie. Dat is mogelijk binnen GRO. Normaal gezien geeft GRO één globale score voor de totaliteit van het gebouw. De opdrachtgever kan ervoor kiezen om het project op te splitsen als er duidelijke verschillen zijn, bijvoorbeeld een deel uitbreiding (nieuwbouw) en een deel renovatie. De opdrachtgever kan er ook voor kiezen het als een geheel te bekijken en dan een gemiddelde te hanteren. De keuze ligt bij de opdrachtgever. Uiteraard hangt het ervan af hoe groot de verschillen zijn.
Als het aparte gebouwen zijn, hanteren wij sowieso een aparte overzichtsfile, voor elk gebouw één.
Dat heeft op dit moment enkel betrekking op de fases, omdat je in een niet-klassieke procedure zoals een Design & Build minder/andere fases hebt. De fases die niet van toepassing zijn kan je op dit moment niet uitschakelen in de Excelfiles. Daarom is er een tweede versie gemaakt waarbij er minder fases opgenomen zijn.
Sommige duurzaamheidsmeters proberen een focus te leggen. We mogen bijvoorbeeld GRO en TOTEM niet naast elkaar zetten, want deze werken op een verschillende manier en hebben een andere focus. Zo is TOTEM specifiek gericht op de milieu-impact van materialen en bekijkt GRO duurzaamheid in zijn totaliteit. TOTEM is één van de duurzaamheidsaspecten die in GRO geëvalueerd wordt.
GRO en BREEAM zijn wel vergelijkbaar. Deze hebben hetzelfde doel (duurzaamheid in zijn totaliteit opvolgen en beoordelen), maar zijn wel verschillend op bepaalde vlakken: BREEAM bestaat niet specifiek voor België, wel voor Nederland en is betalend te gebruiken. Als je als opdrachtgever internationaal werkt en je wil één tool gebruiken over verschillende landen heen, zal GRO minder aanbevolen zijn aangezien deze in het buitenland niet gekend is.
Probeer goed te kijken wat er juist gevraagd wordt vanuit de opdrachtgever, wat de ambities zijn en hoe de duurzaamheidsmeter werkt (focus, procesbegeleidend of resultaatgericht, gratis of betalend, wel of niet met een certificaat …).
Vaak zit er bij grotere projecten een extra persoon mee aan de ontwerptafel: een duurzaamheidsadviseur. Dat kan iemand zijn van het ontwerpteam, maar dat kan ook een extern persoon zijn die zich hier enkel op focust. Deze persoon zal dan duurzaamheid opvolgen van a tot z. Deze functie kan ook aan de kant van de opdrachtgever aanwezig zijn.
Let op: Deze persoon zal niet perse alle berekeningen en bewijsstukken zelf opmaken. Hij coördineert en brengt alle aspecten samen. Hij bewaart het overzicht.
Je hoeft geen opleiding te volgen of erkenning te hebben om GRO te mogen invullen en je project met deze duurzaamheidsmeter op te volgen.
We raden wel aan om iemand in het team aan te duiden die deze taak op zich neemt. Aangezien duurzaamheid zeer ruim is en verweven zit met heel wat andere disciplines, is het belangrijk dat iemand de coördinatie ervan op zich neemt.
Binnen het team niemand met ervaring? Geen probleem. Ondertussen zijn heel wat bureaus zich aan het specialiseren en bieden ze de opvolging a.d.h.v. GRO aan als afzonderlijke dienst.
In de pdf van de GRO-criteria staat op p78 ‘Optie A: Ontwerpen naar een zeer laag emissief gebouw’. We stellen voor om de ‘<100μg/m²u’ voor TVOS en ‘<20μg/m²u’ voor formaldehyde uit die tabel te vervangen door de waarden ‘<300μg/m³’ voor TVOC en ‘<30μg/m³’ voor formaldehyde. Dit zijn de waarden voor zeer laag uitstotende producten voor heel laag vervuilde gebouwen uit de norm NBN EN 16798 tabel B.17.
Wij zullen dit ook zo aanpassen bij een volgende update van GRO.
Het label toegankelijk gebouw bestaat momenteel enkel voor kantoorgebouwen. Voor alternatieven kan u best contact opnemen met Inter.
De graad van toegankelijkheid wordt bepaald door de “keten van toegankelijkheid”. Elk onderdeel van een gebouw vormt een schakel in een groter geheel. Als één van deze schakels in een gebouw of omgeving niet toegankelijk is,
wordt de keten van toegankelijkheid doorbroken.
Voor ‘beter’ in GRO is het dus nodig dat aan álle zwart aangeduide eisen voldaan wordt.
In samenspraak met de toegankelijkheidsadviseur kunnen alternatieve oplossingen besproken worden indien bepaalde randvoorwaarden van het project de standaardoplossing niet toelaten, bijvoorbeeld bij bestaande gebouwen. De toegankelijkheidsadvisuer is de meest geschikte persoon om samen met het ontwerpteam en de opdrachtgever de best mogelijke alternatieve oplossing te zoeken voor een zo hoog mogelijke graad aan toegankelijkheid.
De invloed van de gebruiker kan soms tegenstrijdig zijn met het streven naar energiezuinigheid en goed gebouwbeheer. Als opdrachtgever geeft men prioriteit aan één van de twee aspecten:
• aan de invloed van de gebruiker (dus de zonwering kan op elk moment door de gebruiker beïnvloedt worden = 1 punt) of
• aan het zomercomfort (geen invloed op zonwering = 0 punten).
Er bestaan ook tussenoplossingen waarbij de gebruikers enkel invloed kan hebben op de zonwering in periodes waarbij geen of nauwelijks negatieve impact op het zomercomfort te verwachten is. Bijvoorbeeld is de sturing zo geprogrammeerd dat de gebruiker de zonwering niet individueel kan sturen als de zoninstraling boven een bepaalde drempel (x watt/m²) ligt.
Enkel indien het project volgens de EPB-regelgeving onder ‘renovatie’ valt.
Je kan voor dit (deel van het) gebouw de eisen voor renovatie toepassen.
Indien ervoor wordt gekozen om de beoogde verbetering (10 of 20%) te realiseren op de eis Umax/Rmin
Dit EPB-deel valt dan buiten het toepassingsgebied van dit criterium. In de huidige versie van GRO staat dit inderdaad niet uitdrukkelijk vermeld.
Maar in de toekomstige intergewestelijke versie zal uitdrukkelijk vermeld staan dat dit enkel van toepassing is op E-peilplichtige projecten/gebouwdelen.
Als opdrachtgever zou je in de plaats een nota kunnen vragen.
In bijlage ENE2 staat “Stadsverwarming of stadskoeling en participatie worden niet meegerekend in de hoeveelheid hernieuwbare energieën gezien deze niet site-gebonden zijn”. Dit is zo gekozen omdat je er als gebouweigenaar te weinig controle over hebt. Indien het project op een site met meerdere gebouwen ligt die zijn aangesloten op een privaat warmtenet specifiek voor die site, en de eigenaar van het warmtenet, de gebouwen en de site is dezelfde, dan mag het aandeel hernieuwbare energie wel meegenomen worden.
In het tabblad ‘rekenblad’ van bijlage ‘ENE2_Rekenblad hernieuwbare energien.xlsx’ wordt het totaal primair energieverbruik opgesplitst in een hernieuwbaar en een niet hernieuwbaar deel. Het totaal primair energieverbruik zal daardoor niet overeenkomen met het resultaat in de EPB-software, waar het hernieuwbare primaire energieverbruik al wordt afgetrokken. Het resultaat in de EPB-software komt dus overeen met het niet hernieuwbaar primair energieverbruik.
Vanaf 1 maart 2021 wordt er naast het oude energieabel een nieuw energielabel geïntroduceerd. Het label wordt geleidelijk ingevoerd waarbij de labels A+, A++ en A+++ verdwijnen. De reden hiervoor is dat toestellen steeds energiezuiniger worden en er ontstond verwarring tussen de verschillende A-labels. Daarom worden alle labels omgezet naar een meer simpele A tem G schaal. Initieel zal bij de herschaling telkens het A-label leeg zijn om zo plaats te laten voor innovatie. Vanaf maart 2021 bestaan de twee energielabels dus naast elkaar.
Op dit moment (stand oktober 2021) zijn volgende productgroepen voorzien van een nieuwe energielabel:
Hier vindt u meer info over het nieuwe label.
In GRO versie 2020.1 zijn waar nodig het oude én het nieuwe energielabel opgenomen in de eisen. Echter zijn de schalen niet zomaar vergelijkbaar. Vooral bij de huishoudelijke toestellen zal eenzelfde klasse voor de ene productgroep moeilijker te halen zijn dan voor een andere productgroep.
Er bestaat inderdaad geen Europees Energielabel voor medische apparatuur of professionele keukentoestellen. Deze vallen bijgevolg niet onder GRO.
Om tot energiezuinige toestellen te komen, kan u o.a. naar het energieverbruik van de toestellen kijken, naar het GWP van de koelmiddelen enz.
In ENE3 wordt het energielabel van de lichtbron gevraagd. Het is inderdaad correct dat de energie-efficiëntie afhangt van de combinatie van lichtbron en armatuur. Momenteel behouden we echter onze eis. Van lichtbronnen is het energielabel te vinden. Verlichtingsarmaturen zullen vandaag enkel een energielabelhebben wanneer er sprake is van een ‘containing product’ (verlichtingstoestel, meubilair, …) waar de lichtbron niet zomaar kan verwijderd worden. De volledige armatuur wordt dan als lichtbron beschouwd. Het energielabel zal er dan net hetzelfde uitzien als bij een lichtbron. We vragen niet naar het rendement van de combinatie lichtbron+armatuur omdat dit vaak niet beschikbaar is en dus veel extra werk vraagt.
We bekijken als we op termijn een vereenvoudiging kunnen toestaan bij gebruik van de EPB-software voor datzelfde project. Als in de EPB-software de verlichting gedetailleerd wordt ingevoerd, met armaturen en lampen, denken we na over de toelating om deze armaturen en lichtbronnen niet meer te moeten opnemen in de gevraagde overzichtslijst van ENE3. Maar dit moet nog verder onderzocht worden.
De inspanningen in uw redenering worden wel beloond met een bonuspunt, want daar staat zowel grijs- als regenwater vermeld.
In praktijk wordt grijs water echter nog niet vaak hergebruikt, en al zeker niet om alle waterbehoefte te dekken die geen drinkwaterkwaliteit moet zijn. De reiniging van grijs water kan op natuurlijke wijze gebeuren, maar kan ook energie vragen bij projecten met beperkte grondoppervlakte. En bij een hevige langdurige regenbui zal de infiltratie van regenwater te traag verlopen waardoor het rioleringsnet toch (over)belast wordt. Of de infiltratievoorziening moet heel groot zijn, omdat er geen buffervat is voor regenwaterhergebruik. Daarom blijven we het terecht vinden dat hergebruik van regenwater een beloning krijgt in de tool.
Op basis van de uitleg in de duurzaamheidsmeter GRO kan je zelf de gebiedsklasse bepalen. Er zijn geen kaarten beschikbaar.
Er is nog geen relevant voorbeeld beschikbaar. In het laatste tabblad van bijlage ‘TOE1_Checklist circulair en toekomstgericht ontwerpen.xlsx’ vindt u hierover meer informatie. U kan zelf beslissen als u voor uw project een beste antwoord kan geven op deze vragen via aanduidingen op een plan of via een nota.
In de cel van de bonuspunten in het tabblad samenvatting staat volgende formule: =ALS(G19=””;””;(ALS(G19<0,5;”0″;(ALS(G19>=0,5;”1″;(ALS(G19>=0,75;”2″;3)))))))
Excel kijkt naar de eerste voorwaarde waar ze ‘ja’ op kunnen antwoorden, en dat is de vraag als de waarde in G19 groter is dan 0,50. Vandaar dat er maar één bonuspunt wordt toegekend.
U mag de formule in die cel wijzigen naar =ALS(G19=””;””;(ALS(G19<0,5;”0″;(ALS(G19<0,75;”1″;(ALS(G19<1;”2″;3)))))))
Dit is een fout van de overzichtsExcel.
Je mag de volgende formule aanpassen naar: